Persoonsvorm verleden tijd
Op deze pagina ga je leren hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt) schrijft. Ook leer je het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden.

Je hebt twee soorten werkwoorden:
Sterke werkwoorden (klankveranderende werkwoorden)
Zwakke werkwoorden (klankvaste werkwoorden)
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank:
​
Bijvoorbeeld:
Zingen - zongen
Gaan - gingen
Lopen - liepen
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd NIET van klank:
​
Bijvoorbeeld:
Koken- kookten
Rennen- renden
Geloven – geloofden
In de verleden tijd krijgen zwakke werkwoorden:
-te of -de
een -n erachter wanneer het meervoud is
Je kunt ‘t ex-kofschip gebruiken
​​
Hoe vorm je een zwak werkwoord in de verleden tijd? Bestudeer het stappenplan hieronder.
